Analoge structuren zijn kenmerken van verschillende soorten die vergelijkbaar zijn in functie, maar niet noodzakelijkerwijs in structuur en die niet voortkomen uit een gemeenschappelijk voorouderlijk kenmerk (vergelijk met homologe structuren) en die geëvolueerd als reactie op een vergelijkbare milieu-uitdaging.
Wie heeft een analoge structuur ontdekt?
Een 19e-eeuwse Britse bioloog, Sir Richard Owen, was de eerste die zowel homologie als analogie in precieze bewoordingen definieerde.
Wat zijn analoge structuren in de biologie?
Analogie, in de biologie, gelijkenis van functie en oppervlakkige gelijkenis van structuren die verschillende oorsprong hebben. De vleugels van een vlieg, een mot en een vogel zijn bijvoorbeeld analoog omdat ze zich onafhankelijk ontwikkelden als aanpassingen aan een gemeenschappelijke functie-vliegen.
Wat maakt analoge structuren?
Om als analoog te worden beschouwd, moeten de structuren tussen de twee soorten dezelfde functie hebben, maar ze hebben niet noodzakelijk dezelfde anatomische kenmerken. Omdat analoge structuren zowel qua anatomie als qua ontwikkelingsoorsprong verschillen, impliceren ze geen gemeenschappelijke voorouderlijke oorsprong.
Welke dieren hebben analoge structuren?
Voorbeelden van analoge structuren variëren van vleugels in vliegende dieren zoals vleermuizen, vogels en insecten, tot vinnen bij dieren zoals pinguïns en vissen. Planten en andere organismen kunnen ook analoge structuren vertonen, zoals zoete aardappelen en aardappelen, diedezelfde functie van voedselopslag.