espousal (n.) eind 14c., from Old French esposailles (meervoud) "act of betrothal" (12c., Modern French époussailles), van het Latijnse sponsalia "verloving", verloving, bruiloft, "zelfstandig naamwoord gebruik van onzijdig meervoud van sponsalis "van een verloving", van sponsa "echtgenoot" (zie aanhang).
Wat betekent verloving?
overgankelijk werkwoord. 1: trouwen. 2: oppakken en steunen als een zaak: gehecht raken aan.
Wat is de waarschijnlijke betekenis van verloving?
: de handeling van het uiten van steun voor een zaak of overtuiging: de handeling van het aanhangen van iets.
Waar komt het woord vandaan?
Oudengels hwilc (West-Saksisch, Anglian), hwælc (Northumbrian) "wat, "afkorting voor hwi-lic "van welke vorm," van het Proto-Germaans hwa-lik-(bron ook van Oudsaksisch hwilik, Oudnoors hvelikr, Zweeds vilken, Oudfries hwelik, Middelnederlands wilk, Nederlands welk, Oudhoogduits hwelich, Duits welch, Gothic hvileiks "die"), …
Is Origin een woord?
De wortel, het begin of de geboorte van iets is de oorsprong ervan. De oorsprong van het woord oorsprong is het Latijnse woord originem, wat "opkomst, begin of bron" betekent.