Er zijn drie veelvoorkomende theorieën over jeugdcriminaliteit. De drie theorieën zijn de anomietheorie, de subcultuurtheorie en de differentiële kanstheorie. De anomietheorie werd voor het eerst geschreven in de jaren 40 door Robert Merton.
Wat zijn de vier belangrijkste theorieën over jeugdcriminaliteit?
JUVENIELE DELINQUENTIE, THEORIEN VAN
- Anomie-theorie. De wortels van de functionele theorie zijn te vinden in Durkheims notie van anomie ([1897] 1951). …
- Subculturele theorie. …
- Differentiële kansentheorie. …
- Sociale desorganisatietheorie. …
- Controletheorie. …
- Differentiële associatietheorie. …
- Neutraliseringstheorie. …
- Labelingtheorie.
Wat is de theorie van delinquentie?
Differentiële associatietheorie stelt dat delinquentie een aangeleerd gedrag is, aangezien jongeren nauw omgaan met andere afwijkende jongeren. … Volgens de controletheorie komt delinquentie vaker voor bij jongeren die geen sociale banden en positieve sociale interacties tussen ouders en leeftijdsgenoten hebben.
Wat zijn de drie 3 sociologische theorieën over misdaad en delinquentie?
Dit artikel richt zich op de drie belangrijkste sociologische theorieën over misdaad en delinquentie: theorieën over spanning, sociaal leren en controle.
Wat zijn de theorieën over misdaad en delinquentie?
De sociologische studie van misdaad en delinquentie heeftgericht op de sociale structurele factoren (bijv. armoede en sociale desorganisatie) waarvan wordt aangenomen dat ze dergelijk gedrag genereren, of op de arena's (bijv. familie, school en leeftijdsgenoten) waarin socialisatie naar conventionele of criminele waarden en gedrag zijn getroffen.