werkwoord (gebruikt met object), uitgesteld, uitgesteld. om uitstellen (actie, overweging, etc.) uit te stellen naar een toekomstig tijdstip: De beslissing is door het bestuur uitgesteld tot volgende week.
Wat is de betekenis van uitstel?
overgankelijk werkwoord. 1: uitstellen, vertragen. 2: indiensttreding van (een persoon) in militaire dienst uitstellen. verschuiven. werkwoord (2)
Is uitgesteld een zelfstandig naamwoord of een bijvoeglijk naamwoord?
deferred gebruikt als een adjectief :Of of met betrekking tot het uitstellen van een actie. Van of met betrekking tot het buigen voor de beslissing of het oordeel van iemand anders. Van of behorend bij een waarde die pas op een toekomstige datum wordt gerealiseerd, b.v. lijfrentes, lasten, belastingen, inkomsten, hetzij als een actief of als een verplichting.
Wat is de werkwoordsvorm van uitstellen?
/dɪˈfər/ defer (doen) ietsVerb Forms. hij / zij / het defers. verleden eenvoudig uitgesteld. -ing vorm uitstellen.
Wat is het zelfstandig naamwoord voor uitstellen?
/dɪˈfɜːmənt/ /dɪˈfɜːrmənt/) [ontelbaar, telbaar] (formeel) de actie om iets uit te stellen tot een later tijdstip.