De Britse wetenschapper Sir George G. Stokes beschreef fluorescentie voor het eerst in 1852 en was verantwoordelijk voor het bedenken van de term toen hij opmerkte dat het mineraal vloeispaat rood licht uitstraalde wanneer het werd verlicht door ultraviolet opwinding.
Wanneer werd fluorescentiemicroscopie uitgevonden?
De eerste fluorescentiemicroscopen werden tussen 1911 en 1913 ontwikkeld door de Duitse natuurkundigen Otto Heimstaedt en Heinrich Lehmann als een spin-off van het ultraviolette instrument. Deze microscopen werden gebruikt om autofluorescentie in bacteriën, dierlijke en plantaardige weefsels waar te nemen.
Waarvoor wordt een fluorescentiemicroscoop gebruikt?
Fluorescentiemicroscopie is zeer gevoelig, specifiek, betrouwbaar en wordt veel gebruikt door wetenschappers om de lokalisatie van moleculen in cellen en van cellen in weefsels te observeren.
Wat is het principe van fluorescentiemicroscopie?
Fluorescentiemicroscopie is een soort lichtmicroscoop die werkt volgens het principe van fluorescentie. Van een stof wordt gezegd dat ze fluorescerend is wanneer ze de energie van onzichtbare straling met kortere golflengte (zoals UV-licht) absorbeert en straling met langere golflengte van zichtbaar licht (zoals groen of rood licht) uitstra alt.
Wie heeft lichtmicroscopie uitgevonden?
Geschiedenis van de lichtmicroscoop
Lichtmicroscopen dateren minstens tot 1595, toen Zacharias Jansen (1580–1638) van Holland een samengesteld licht uitvondmicroscoop, een die twee lenzen gebruikte, waarbij de tweede lens het door de eerste geproduceerde beeld verder vergroot.