Immuuncellen en pathogenen hebben allemaal negatief geladen celmembranen. Dit zorgt ervoor dat de fagocyt en de ziekteverwekker van elkaar worden afgestoten. Het opsoninemolecuul overwint de afstotende kracht van de negatieve ladingen door de interactie tussen het opsonine en de celoppervlakreceptoren op de immuuncellen.
Wat is het belang van antilichamen die als opsoninen werken voor de immuunrespons?
Sommige opsoninen (inclusief sommige complement-eiwitten) zijn geëvolueerd om pathogeen-geassocieerde moleculaire patronen te binden, moleculen die alleen op het oppervlak van pathogenen worden gevonden, waardoor fagocytose van deze pathogenen mogelijk wordt, en dus aangeboren immuniteit. Antilichamen binden aan antigenen op het oppervlak van de ziekteverwekker, waardoor adaptieve immuniteit mogelijk wordt.
Welke componenten van het immuunsysteem kunnen functioneren als een opsonine?
Opsonisatie en membraancomplementreceptoren
Specifieke serumeiwitten, bekend als opsoninen, bekleden deeltjes en zorgen ervoor dat de deeltjes zich gretig binden aan fagocyten en inname veroorzaken. Het complement (C)-systeem speelt een belangrijke rol bij opsonisatie door deeltjes zoals bacteriën te coaten met vast C3 en C4.
Waarom versterkt opsonisatie de fagocytose?
Opsoninen dienen dus als merktekens of tags die een antigeen of een molecuul aanduiden voor opname en eliminatie via fagocytose. Fagocytose wordt versterkt door opsonisatie omdat de opsoninen die het doelwit bedekkenmolecuulresultaten die de neiging van de cellen om niet dicht bij elkaar te komen teniet doen (Zeta-potentiaal).
Kan fagocytose plaatsvinden zonder opsoninen?
Naast opsonische fagocytose kunnen micro-organismen worden ingenomen onafhankelijk van de aanwezigheid van opsoninen aan hun oppervlak. Dit type fagocytose is vooral belangrijk voor het uitroeien van infecties die optreden op plaatsen die arm zijn aan serumopsoninen, zoals de longen.