Voorbeelden van gisteren in een zin Bijwoord Het heeft gistermiddag flink geregend. Ik heb de aanvraag gisterochtend vroeg gemaild. Het was goed je gisteren te zien. Noun De wedstrijd van gisteren werd afgelast vanwege de regen.
Hoe gebruik je gisteren in een zin?
MUIRIEL 1 283339 Hij schreef me gisteren
- [S] [T] Ik kwam gisteren. (CK)
- [S] [T] Het was gisteren. (CK)
- [S] [T] Tom kwam gisteren. (CK)
- [S] [T] Tom is gisteren overleden. (CK)
- [S] [T] Tom zwom gisteren. (CK)
- [S] [T] Ik heb Tom gisteren ontmoet. (CK)
- [S] [T] Ik zag er gisteren een. (CK)
- [S] [T] Het heeft gisteren geregend. (CK)
Was of zat in een zin?
Was wordt gebruikt in de eerste persoon enkelvoud (I) en de derde persoon enkelvoud (hij, zij, het). Were wordt gebruikt in de tweede persoon enkelvoud en meervoud (u, uw, de uwe) en de eerste en derde persoon meervoud (wij, zij). Ik reed naar het park. Je dronk wat water.
Wat is gisteren in zinspatroon?
'Gisteren' is adjunct omdat het verwijst naar tijd, 'ik' is onderwerp, 'gekregen' is een werkwoord omdat het de actie laat zien, 'mijn jurken' is een object omdat het de vraag beantwoordt, 'gestreken' is assistent omdat het zinspeelt. Uitleg: Het juiste zinspatroon bevat altijd de reeks.
Was een zin gemaakt?
[M] [T] Als ik jou was, zou ik haar vertrouwen.[M] [T] Ze waren aan het vechten op straat. [M] [T] Ze werden uitgescholden door de leraar. [M] [T] Hij spreekt alsof hij een expert is.