In 1745 werd een goedkope en handige bron van elektrische vonken uitgevonden door Pieter van Musschenbroek, een natuurkundige en wiskundige in Leiden, Nederland. Later de Leidse pot genoemd, was het het eerste apparaat dat grote hoeveelheden elektrische lading kon opslaan.
Wie heeft de Leidse kruik uitgevonden?
Ewald von Kleist en Pieter van Musschenbroek, elk afzonderlijk werkend, bedachten in de jaren 1740 een oplossing. Ze ontdekten dat een glazen pot bekleed met metaalfolie aan zowel de binnen- als de buitenkant in staat was een aanzienlijke elektrische lading vast te houden.
Waar werden Leidse potten voor gebruikt?
Leydense kruik, apparaat voor het opslaan van statische elektriciteit, bij toeval ontdekt en onderzocht door de Nederlandse natuurkundige Pieter van Musschenbroek van de Universiteit van Leiden in 1746, en onafhankelijk door de Duitse uitvinder Ewald Georg von Kleist in 1745.
Hoe heten Leidse potten tegenwoordig?
Hij kreeg later een grote schok toen hij de nagel aanraakte. Hoewel hij niet begreep hoe het werkte, had hij ontdekt dat de spijker en de pot in staat waren tijdelijk elektronen op te slaan. Tegenwoordig zouden we dit apparaat een condensator noemen. Condensatoren worden gebruikt in elke vorm van elektronische apparatuur.
Hoe werkte de Leidse pot?
In de pot hangt een metalen ketting. Deze ketting is verbonden met een koperen staaf die omhoog gaat door het isolerende houten deksel eneindigend in een bal. Deze hele opstelling is geaard, wat betekent dat het aan de aarde is bevestigd (of aan iets anders dat aan de aarde is bevestigd) om het circuit te voltooien.