fatuity (n.) 1640s, from French fatuité (14c.), van het Latijn fatuitatem (nominatief fatuitas) "dwaasheid, dwaasheid", van fatuus "dwaas, smakeloos" (zie dwaas).
Wat betekent dwaasheid?
Definitie van dwaasheid
1a: iets dwaas of doms. b: domheid, dwaasheid.
Welk deel van de spraak is dwaasheid?
noun, meervoud fa·tu·i·ties.
Wat is de oorsprong van het woord nu?
Midden-Engels nou, van het Oud-Engels nu "op dit moment, op dit moment, onmiddellijk; nu dat, " ook gebruikt als tussenwerpsel en als inleidend woord; van Proto-Germaans nu (bron ook van Oudnoors nu, Nederlands nu, Oudfries nu, Duitse non, Gothic nu "nu"), van PIE nu "nu" (bron ook van Sanskriet en …
Wat betekent kinderlijkheid?
zelfstandig naamwoord, meervoud pu·er·il·i·ties. de staat of kwaliteit van het kind zijn. de kwaliteit van kinderachtig zijn; kinderlijke dwaasheid of trivialiteit. een kinderlijke daad, idee, opmerking, enz.: een onvergeeflijke kinderlijkheid.